ONDERZOEKEN DIE DOOR DE STICHTING HORSTINGSTUIT-FOUNDATION ZIJN OF WORDEN GEFINANCIERD

Jaarlijks worden donaties gedaan aan instellingen die deze giften volgens het bestuur van de stichting horstingstuit-foundation zullen aanwenden om studies en/of onderzoeken te starten en te continueren binnen de doelstellingen van de horstingstuit-foundation. Hieronder vindt u een opsomming van de onderzoeken die de stichting horstingstuit-foundation geheel of gedeeltelijk heeft gefinancierd.

2016

Osteogenesis Imperfecta

€ 25.000

Osteogenesis Imperfecta, een erfelijke vorm van bindweefselaandoeningen. Een ziekte waarbij mensen snel botbreuken krijgen. Onderzoek door dr Gerard Pais en dr Dimitra Micha van het Vumc naar meerdere aspecten van de ziekte. De focus van het onderzoek wordt gelegd op het ontwikkelen van medicijnen tegen de ziekte waarmee collageenproductie gestimuleerd kan worden. Bovendien wordt onderzocht hoe geïdentificeerde genetische oorzaken tot de ziekte leiden.


Witte stofziekte bij kinderen

€ 25.000

Ziektes die uitsluitend of voornamelijk de witte stof van de hersenen betreffen. Erfelijke witte stofziekten komen vooral bij kinderen voor, meestal gaat het om progressieve aandoeningen die tot motorische achteruitgang leiden met toenemende handicaps.
Onderzoek door prof. dr. Marjo van der Knaap van het VUmc, naar het afremmen van de ziekte of deels voorkomen ervan.


Marfan syndroom

€ 25.000

Een zeldzame bindweefselziekte die erfelijk is. Onderzoek door dr. Vivian de Waard van het Arne, ter voorkoming van een aorta ruptuur bij Marfan patiënten. De patiënten ervaren verschillende problemen, waarvan het potentieel scheuren van de grote levens-slagader, de aorta, op relatief jonge leeftijd, het meest levensbedreigend is. Onderzoek naar het vinden van een effectief medicijn om aorta ruptuur te voorkomen.


2017 | 2018 | 2019 | 2020

Ziekte van Lyme

€ 100.000 per jaar

Ontwikkelen van nieuwe diagnostiek naar de ziekte van Lyme: bona diagnosis, bona curatio

De ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door de Borrelia bacterie, welke wordt overgedragen door teken. De ziekte van Lyme komt steeds vaker voor en de klinische presentatie is divers. De hoeksteen van Lymediagnostiek is de antistof test (serologie). Dit is een indirecte microbiologische test; het toont niet de bacterie zelf, maar de afweer tegen de bacterie aan. De huidige directe tests (in bloed of urine) zijn aangetoond te weinig gevoelig of specifiek gebleken, of niet afdoende klinisch gevalideerd. Echter, ook huidige serologische testen voor de ziekte van Lyme kennen hun beperkingen. De belangrijkste zijn 1) de kans op een onterecht negatieve uitslag vroeg in de ziekte, en met name 2) het onvermogen om onderscheid te maken tussen een Borrelia infectie in het verleden en een actieve infectie. Toch is er in de praktijk een enorme behoefte aan tests die onderscheid kunnen maken tussen een Borrelia infectie in het verleden en een actieve infectie: dit bepaalt namelijk mede of iemand wel of niet antibiotisch moet worden (verder) behandeld.

Daarom is het doel van dit translationele innovatieve onderzoek het ontdekken en beschrijven van nieuwe diagnostische onderscheidende antistof tests door middel van experimentele modellen en deze te vertalen naar de mens met een eerste stap tot validatie. Een dergelijke test is goedkoop, goed te standaardiseren en eenvoudig uit te voeren door, en te implementeren in, reguliere microbiologische laboratoria. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de groep van Prof. Dr. JWR Hovius, internist-infectioloog en onderzoeker en hoofd van het Amsterdam Multidisciplinair Lymeziekte Centrum  – dankzij financiering door de stichting ‘horstingstuit foundation’.
read english text


2017 | 2018 | 2019 | 2020

Osteogenesis Imperfecta (OI)

€ 100.000 per jaar

Osteogenesis Imperfecta (OI) is een zeldzame erfelijke ziekte die bij ongeveer 1 op 10.000 mensen voorkomt. Deze ziekte wordt gekenmerkt door extreem breekbare botten. Momenteel is OI niet te genezen. De huidige medicatie voor OI is onvoldoende effectief, omdat niet het primaire probleem wordt aangepakt, namelijk de hoeveelheid en kwaliteit van het collageen.

De OI-onderzoeksgroep in VUmc onder leiding van dr. Dimitra Micha en dr. Gerard Pals heeft in OI patiënten reeds een aantal genen gevonden die verantwoordelijk zijn voor de ziekte. Maar de onderzoeksgroep streeft naar het vinden van álle genetische oorzaken.

In 2013 ontdekten wij dat het gen PLS3 tot fracturen en broze botten leidt. Momenteel is ons onderzoek gericht op het mechanisme waarbij het door gen PLS3 geproduceerde eiwit T-plastine het aanmaken van collageenvezels door botcellen beïnvloedt. Onderzoek aan botcellen is lastig, omdat het nemen van een botbiopt zeer invasief is. Daarom is in het laboratorium van VUmc recent een gloednieuwe methode ontwikkeld om botcellen te maken uit huidcellen van mensen. Deze techniek maakt het mogelijk het ontstaansmechanisme van de ziekte te onderzoeken. Deze osteoblasten kunnen mogelijk ook geschikt zijn voor therapeutische toepassingen.

Dankzij de bijdrage van de stichting ‘horstingstuit foundation’ kan de onderzoeksgroep nu een uniek onderzoek starten op weg naar een effectieve behandeling van OI. Enkele stoffen die bij een eerdere screening een sterke toename van de collogeensynthese veroorzaakten, worden in vitro (in osteoblastkweek) onderzocht in cellen van OI patiënten met verschillende mutaties. Ook gaan de onderzoekers werken aan herstel van de mutaties in gekweekte cellen van OI type III/IV patiënten. Tevens wordt de effectiviteit van de potentiële middelen in vivo (met muismodellen) onderzocht, wat zou kunnen leiden tot een patentaanvraag. De resultaten van dit onderzoek kunnen een grote bijdrage leveren aan de oplossing van de problematiek van OI en verbetering van kwaliteit van leven voor OI patiënten. Zonder de bijzondere betrokkenheid van de stichting ‘horstingstuit foundation’ zou dit onderzoek niet uitgevoerd kunnen worden.
read english text


100-plus onderzoek: het geheim van geestelijk gezond oud worden

€ 125.000

Waarom beginnen sommigen mensen op hun 70e te dementeren en anderen niet? De oudste Nederlandse vrouw ooit, mevrouw Hendrikje van Andel-Schipper, werd 115 jaar oud en had tot het eind van haar leven een heldere geest. Het is dus mogelijk om héél oud te worden zonder enige verschijnselen van dementie. Hoe is dat mogelijk? Wat beschermt sommige mensen tegen dementie?

Om het geheim van oud worden zonder dementie te ontrafelen is in 2013 vanuit VUmc Alzheimercentrum het 100-plus onderzoek gestart door dr. Henne Holstege. Doel van dit onderzoek is te achterhalen welke factoren een belangrijke rol spelen bij het behoud van de geestelijke gezondheid tijdens veroudering. Hiervoor onderzoekt zij mensen die net zo bijzonder zijn als Hendrikje van Andel-Schipper: ouder dan 100 en geen dementie. Erfelijke factoren die overeenkomen bij deze bijzondere groep 100-plussers, maar niet bij dementiepatiënten, kunnen belangrijke aanwijzingen bevatten over hoe dementie voorkomen kan worden.

Momenteel worden de gegevens van 300 100-plussers (onder meer bestaand uit resultaten van cognitieve tests, erfelijk materiaal, afweercellen) geanalyseerd. In de afgelopen periode ontdekte dr. Holstege erfelijke factoren die het risico op dementie verhogen, maar momenteel is zij een factor op het spoor die juist bescherming biedt tegen dementie. Hieruit kan zij opmaken dat de cellen van het afweersysteem vermoedelijk een belangrijke rol spelen bij dementie; niet alleen in de afweercellen in de hersenen, maar ook op de afweercellen daarbuiten, dus in het bloed. Zou het afweersysteem in extreem gezonde 100-plussers beter in staat zijn om de processen die bij veroudering horen op te vangen (beschadiging van de weefsels) dan mensen die wel dementie ontwikkelen? Om deze vraag te beantwoorden gaat Holstege nu ook de kinderen en de broers en zussen van de 100-plussers includeren in het onderzoek, alsmede de partners van deze groep mensen. Het gaat om een noodzakelijke, maar kostbare uitbreiding waarvoor financiële middelen hard nodig zijn. De bijzondere steun van de stichting ‘horstingstuit foundation’ draagt bij aan deze specifieke uitbreiding van het 100-plus onderzoek.
read english text


2018 | 2019

Aorta verwijding en scheuren voorkomen bij Marfan patiënten door Resveratrol

€ 25.000 per jaar

Marfan Syndroom is een aandoening van het bindweefsel, waarbij het eiwit fibrilline-1 defect is. Bindweefsel komt in alle organen voor en zorgt voor structuur en elasticiteit van organen. Marfan patiënten hebben dus vaak problemen in meerdere organen, maar waar de meeste Marfan patiënten aan komen te overlijden is het scheuren van de grote levens-slagader; de aorta. Voor een zeldzame ziekte komt Marfan Syndroom nog best vaak voor; ongeveer 1:4000 individuen. Identificatie van een Marfan patiënt gebeurt vaak al in de kindertijd of bij adolescenten, waarna de grootte van de aorta (doorsnede) ieder jaar wordt opgemeten. Zonder interventie scheurt de aorta vaak vóór het 40ste levensjaar of tijdens een zwangerschap. Bij een doorsnede van de aorta van 5 cm (normaal 2-3 cm) wordt een aorta operatie uitgevoerd, waarbij het verwijde deel van de aorta chirurgisch wordt vervangen door een kunststof buis. Bloeddruk verlagende medicatie kan de ziekte iets vertragen, maar chirurgisch ingrijpen wordt daarmee niet voorkomen.

Er is dus behoefte aan meer medicatie om de aorta ziekte af te remmen. Uit ons recente preklinische onderzoek bij muizen met het Marfan Syndroom, is gebleken dat het middel Resveratrol (een voedingssupplement dat ook in rode wijn zit) goed beschermt tegen aneurysma vorming. Aangezien Resveratrol als voedingssupplement wordt verkocht, is Resveratrol een makkelijk implementeerbaar middel in de kliniek. Vandaar dat we nu in een humane setting Resveratrol gaan geven aan 100 Marfan patiënten gedurende 1 jaar, om te bestuderen of Resveratrol de aorta schade verder kan afremmen. Met deze nieuwe humane studie zal de basis worden gelegd voor een eventuele grotere en meer langdurige klinische trial met Resveratrol in Europees verband. De humane studie wordt gecoördineerd door de Marfan onderzoeksgroep in het AMC, bestaande uit Prof. B.J.M. Mulder (cardioloog), Prof. A.H. Zwinderman (epidemioloog), Dr. M. Groenink (cardioloog en radioloog) en Dr. V. de Waard (biochemicus).
read english text


2019

Onderzoek vroege opsporing borstkanker met inzet van medische detectiehonden

€ 25.000

Onderzoek naar vroege opsporing van borstkanker met medische detectiehonden. Samen met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) gaat KNGF Geleidehonden onderzoeken. of medische detectiehonden in een vroeg stadium borstkanker kunnen detecteren in bloedmonsters van jonge vrouwen. Het gaat om vrouwen die door erfelijkheid een grotere kans op deze ziekte hebben. De mammografie die nu bij deze groep vrouwen wordt gebruikt geeft niet altijd de juiste uitslag, waardoor deze groep moeilijk te screenen valt. Speciaal getrainde medische detectiehonden zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan dit onderzoek.

Honden hebben namelijk een sublieme neus die niet kan worden geëvenaard door electronische “neuzen” díe door mensen worden gemaakt. De medische detectiehonden van KNGF Geleidehonden boekten reeds eerder goede resultaten bij het opsporen van darmkanker in ontlastingsmonsters. Dit laatste onderzoek – in samenwerking met het VUMC – is inmiddels zijn laatste fase ingegaan. De resultaten zijn zo bemoedigend gebleken dat KNGF Geleidehonden nu graag meewerkt aan het borstkanker onderzoek. Indien de detectiehonden borstkanker in bloedmonsters inderdaad kunnen ruiken, dan kunnen zij in de toekomst ingezet worden als diagnostisch instrument.

De stichting ‘horstingstuit foundation’ vindt dit onderzoek dusdanig interessant dat zij 25.00O euro doneren om dit mogelijk te maken.


2019 | 2020 | 2021 | 2022

Gyrate atrofie

€ 25.000 per jaar

Gyraat atrofie: Ontwikkeling van een nieuwe behandeling om blindheid bij kinderen te voorkomen

Gyraat atrofie (GA) is een stofwisselingsziekte waarbij in het lichaam een bepaalde stof (ornithine) niet kan worden omgezet in een andere stof (proline). De ophoping van ornithine is giftig, vooral de zenuwcellen van het oog, en leidt tot geleidelijk verlies van gezichtsvermogen en uiteindelijk volledige blindheid. De huidige behandeling met een ornithine beperkt dieet is zéér moeilijk vol te houden en bovendien niet voldoende effectief. In een aantal stappen zullen wij een behandeling ontwikkelen die deze blindheid echt kan voorkomen en die bovendien goed verdragen wordt. Ons multidisciplinair team maakt gebruik van de nieuwste beeldvormende, (stam-) cellulaire en moleculaire technieken om meer inzicht verkrijgen over de oorzaak en verloop van Gyraat atrofie (GA), en hoe deze ziekte te behandelen is. Bij GA zijn de zenuwen in het oog aangedaan, en met name, en in eerste instantie, de zogenaamde RPE laag. De RPE zenuw-laag werkt samen met andere zenuw cellagen uit het netvlies, zoals staafjes en kegeltjes, welke tezamen bij GA blindheid veroorzaken.

Wij zullen de gekweekte zenuwcellaag uit het netvlies (RPE) van GA-patiënten en van gezonde controle personen nabootsen en vervolgens analyseren en vergelijken. We zullen ziektemechanismen ontrafelen en daarmee rationele therapie op gekweekte (GA-) netvliezen ontwikkelen om deze vervolgens te testen in een GA muis-model: proof-of concept. Dit research model en de uitkomsten ervan zijn tevens van belang voor therapie ontwikkeling voor andere stofwisselingszieken en genetische oogaandoeningen met retina afwijkingen. Onze visie is om zoveel mogelijk aangedane gezinnen te helpen, doormiddels state-of-the-art onderzoek blindheid te voorkomen.
read english text


2020 | 2021 | 2022

Plotse hartdood

€ 100.000 per jaar

De genetische factoren van erfelijke hartziekten die gepaard gaan met plotse hartdood op jonge leeftijd Prof. dr. Connie Bezzina en Prof. Arthur Wilde

Wetenschappelijk onderzoek in de afgelopen decennia heeft geresulteerd in de ontdekking van de genetische oorzaak van een belangrijk aantal zeldzame erfelijke hartziekten die gepaard gaan met plotse hartdood op jonge leeftijd. Deze doorbraak heeft ertoe geleidt dat het in de klinische praktijk nu mogelijk is om een diagnose te stellen met behulp van genetische diagnostiek. Echter, de rol van genetisch onderzoek in het voorspellen van het ziektebeloop, bijvoorbeeld de leeftijd van ontstaan en ernst van klachten, is op dit moment beperkt.

Studies in families aangedaan met een erfelijke hartaandoening hebben aangetoond dat er grote verschillen bestaan in het ziektebeloop tussen familieleden die hetzelfde genetische defect dragen. Deze observaties geven aan dat het ontstaan en beloop van erfelijke hartziekten waarschijnlijk niet verklaard kan worden door één genetisch defect. Het is aannemelijk dat de overerving van andere genetische factoren een rol speelt in het bepalen van de ernst van symptomen.

Dankzij ondersteuning van de Horstingstuit Foundation kan de groep Erfelijke Hartziekten van het Amsterdam UMC (onder leiding van Prof. Connie Bezzina en Prof. Arthur Wilde) het volledige genoom van 500 patiënten met een erfelijke hartziekte bepalen, met als doel het ontrafelen van genetische factoren die het ziektebeloop beïnvloeden. De patiënten die hiervoor geselecteerd zullen worden, dragen allen hetzelfde genetische defect (een zogenoemde ‘foundermutatie’) wat een uitgelezen mogelijkheid biedt om genetische modifactoren op te sporen. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden in samenwerking met andere Universitair Medische Centra in Nederland.

De identificatie van genetische factoren die het ziektebeloop beïnvloeden zal in de toekomst een belangrijke rol spelen in de behandeling van patiënten met erfelijke hartziekten door middel van betere (gepersonaliseerde) risicovoorspelling en behandeling. Daarnaast kan dit onderzoek, indien succesvol, als blauwdruk dienen voor genetisch onderzoek naar andere erfelijke (hart)-ziekten.
read english text


Onderzoek naar de genetische aanleg bij plotse hartdood

Onderzoeksleider: Prof. Dr. Connie R. Bezzina, afdeling Experimentele Cardiologie Amsterdam UMC

Achtergrond
Plotselinge hartdood is een belangrijke oorzaak van sterfte in de algemene bevolking. Genetische factoren spelen een belangrijke rol bij de risico’s op plotselinge hartdood, met name bij jonge individuen. Dankzij onderzoek van de Amsterdam UMC-groep en anderen zijn de verschillende genetische factoren die bijdragen aan het risico op plotselinge hartdood geïdentificeerd. In Nederland zijn verschillende ‘founder-mutaties’ in verband gebracht met hartziekten die samenhangen met plotselinge hartdood. Dergelijke ‘founder-mutaties’ zijn enkele generaties geleden ontstaan bij gemeenschappelijke voorouders en worden tegenwoordig bij relatief veel patiënten aangetroffen. Hoewel de identificatie van deze stammutaties heeft geleid tot een verbetering van de zorg voor getroffen patiënten en families, zijn er nog aanzienlijke uitdagingen: onderzoek heeft aangetoond dat binnen families niet alle dragers van dergelijke mutaties worden getroffen door hartaandoeningen, en onder degenen die getroffen zijn, worden sommige ernstiger getroffen dan andere. Dit wijst op een rol voor aanvullende genetische factoren, zogenaamde genetische modificatoren die samen met de founder-mutaties worden geërfd en het effect van de mutatie versterken of verzwakken.
Het is de veronderstelling dat genetische modifiers variëren in frequentie en ernstige effecten bij de algemene bevolking. Ze omvatten waarschijnlijk zowel veelvoorkomende varianten met een klein effect als laagfrequente varianten met een groter effect. Recent werk van de Amsterdam UMC-groep, onder leiding van Connie Bezzina, heeft robuust bewijs geleverd voor dergelijke complexe genetica bij hypertrofische cardiomyopathie. Een van de meest voorkomende hartaandoeningen die gepaard gaan met plotselinge hartdood. In twee publicaties gepubliceerd in Nature Genetics zijn voor het eerst de modulerende rol van veelvoorkomende genetische varianten met een klein effect beschreven. De volgende grote stap, ondersteund door de stichting ‘horstingstuit foundation’, is om de rol van de laagfrequente genetische varianten van intermediair effect te testen door middel van Whole Genome Sequencing.

Status van het onderzoek
Het onderzoeksteam heeft in de afgelopen periode onderstaande voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd om de studieopzet te optimaliseren en het project te faciliteren:
(1) Er is gewerkt aan een samenwerking met cardiologen en onderzoekers van de afdelingen Cardiologie en (klinische) genetica van andere UMC’s in Nederland. Het doel is dat 7 Nederlands Universitair Medische Centra meewerken aan om vervolgens een grote landelijke database van patiënten met hypertrofische cardiomyopathie te kunnen opzetten.
(2) Er is een specifieke databasestructuur opgezet die toegankelijk is vanuit de verschillende universitaire medische centra om de gegevens van de patiënten vanuit hun centrum in te voeren. Per patiënt wordt een groot aantal parameters verzameld, waaronder demografische, echocardiografische, MRI- en ECG-parameters, en gegevens over klinische eindpunten / cardiale gebeurtenissen (waaronder aritmieën, hartfalen, transplantatie, myectomie, beroerte etc.).
(3) Er is een stuurgroep en gegevensbeheerstructuur opgericht om aspecten van gegevenstoegang en andere overeenkomsten tussen de partners in het netwerk te regelen.
(4) De criteria om de patiënten te selecteren voor sequencing van het hele genoom zijn vastgesteld in overleg met de medewerkers van de deelnemende centra. De selectie van patiënten is inmiddels aan de gang.
(5) Het reeds bestaande informed consent formulier voor genetische studies wordt aangepast voor Whole Genome Sequencing.


2020

Bijschildklierkanker

€ 28.500

Onderzoek om goedaardige en kwaadaardige tumoren te kunnen onderscheiden bij bijschildklierkanker

De bijschildklieren zijn vier kleine orgaantjes in de hals die met het uitscheiden van bijschildklierhormoon (PTH) de calciumhuishouding in het bloed reguleren. De meest voorkomende oorzaak van te hoge bloed calcium waarden, primaire hyperparathyreoïdie, wordt veroorzaakt door een bijschildkliertumor. Ongeveer 99% van de patiënten met primaire hyperparathyreoïdie heeft een goedaardige bijschildkliertumor en in <1% van de patiënten wordt bijschildklierkanker gevonden.

Bijschildklierkanker wordt vastgesteld door het onder de microscoop bestuderen van het weefsel door de patholoog. Het onderscheiden van goedaardige en kwaadaardige bijschildkliertumoren door de patholoog is echter lastig. Dit heeft tot gevolg dat een bepaalde groep bijschildkliertumoren, genaamd atypische bijschildkliertumor, niet kan worden bestempeld als goedaardig of kwaadaardig. Atypische bijschildkliertumoren kunnen zeer verontrustende kenmerken vertonen, maar op het moment van diagnose nog niet genoeg om te voldoen aan de criteria van bijschildklierkanker. Ze worden beschouwd als van onzekere kwaadaardige potentie. Een veel besproken thema is of deze atypische bijschildkliertumoren een voorstadium van kanker zouden kunnen zijn.

Het doel van deze studie is daarom om op weefsel niveau te onderzoeken of wij goedaardige van kwaadaardige bijschildkliertumoren kunnen onderscheiden, teneinde een gerichte behandeling mogelijk te maken.

Dit onderzoek wordt uitgevoerd onder begeleiding van Dr. Schelto Kruijff in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). De onderzoekslijn van het UMCG heeft voor de meer voorkomende vorm van schildklierkanker en andere tumoren al duidelijk laten zien dat deze gehanteerde methodiek goed werkt en dus op verschillende kankersoort van toepassing is. Ze willen nu met behulp van dezelfde methodiek deze zeldzame aandoening ontrafelen.


2021

CAMK2

€ 25.000

De ontrafeling van het CAMK2 brein

Achtergrond
Binnen dit internationale onderzoeksproject werken artsen, paramedici, neurowetenschappers en ouders nauw samen om het kennis-gat te dichten van de zeldzame erfelijke hersenziekte CAMK2. Op het moment van schrijven zijn er wereldwijd slechts zesen-negentig kinderen en volwassen bekend. CAMK2 is de afkorting van de term ‘Calciumcalmoduline afhankelijk eiwit kinase – type 2’ een belangrijke groep enzymen in ons lichaam.
Twee van hen, CAMK2A en CAMK2B zijn zelfs één van de meest voorkomende enzymen in het menselijke brein. Onderzoek in muizen toonde aan dat voldoende EN goed werkend CAMK2 nodig zijn voor geheugen, leren en motoriek. Patiënten met DNA spellingsfouten in de CAMK2 genen maken echter te veel actief of te weinig actief enzym aan en hebben vervolgens problemen op al deze vlakken. Begrip van CAMK2 mutaties en de gevolgen voor patiënten ontbreekt echter grotendeels omdat de ziekte pas in 2017 voor het eerst werd ontdekt.

Probleem & Methoden
Een eerste logische stap om een hersenziekte beter te begrijpen is het verzamelen van gedetailleerde informatie over de patiënten en deze te koppelen aan het effect (te hard of te zacht werkend enzym) van de mutaties. In zeldzame ziekte onderzoek noemen we dit fenotype-genotype correlaties. Omdat de patiënten echter verspreid wonen over de wereld, elk binnen hun eigen unieke zorgsysteem en taal, moeten de dossiers en testen “vertaald” worden naar 1 gemeenschappelijk terminologie. Daarnaast kan m.b.v. gestandaardiseerde online vragenlijsten en semi-gestructureerde interviews met ouders een goed overzicht worden verkregen van de symptomen van CAMK2 ziekte. Met financiële ondersteuning van de stichting ‘horstingstuit foundation’ zal een ervaren neuropsycholoog de kind & jeugd psychiatrische problematiek van het huidige CAMK2 cohort in kaart gaan brengen.

Onderzoeksvragen
Specifieke vragen die we gedurende dit project proberen te beantwoorden zijn:
– Welke kinder- en jeugd psychiatrische diagnosen zijn er al gesteld in de CAMK2 populatie?
– Welke gedragsproblemen staan op de voorgrond, hoe vaak komen deze voor en is er een relatie te vinden met het type DNA spellingsfout?
– Kunnen we een CAMK2 dominant psychiatrische profiel herkennen?

Impact
Aan het eind van het project hopen we niet alleen de CAMK2 ziekte beter te begrijpen, maar ook ouders een beter houvast te kunnen geven over wat te verwachten voor hun kind in de toekomst.


2022 | 2023

Ziekte van Lyme

€ 75.000 per jaar

Een nieuwe diagnostische test voor Lymeziekte

Het diagnosticeren van Lymeziekte, de meest voorkomende door vectoren overgedragen ziekte op het noordelijk halfrond, kan een uitdaging zijn. Hoewel een vlek of ring op de plek van de tekenbeet (erythema migrans) kan duiden op de ziekte en dus behandeld zou moeten worden, wordt deze vaak niet opgemerkt of niet als zodanig herkend. Bovendien hebben de huidige diagnostische tests twee belangrijke valkuilen: (i) een lage gevoeligheid om de aanwezigheid van een ziekte nauwkeurig te voorspellen wanneer de symptomen van korte duur zijn (de eerste weken/maanden van een infectie), en (ii) ze kunnen niet of nauwelijks een actieve/aanhoudende infectie onderscheiden van een eerdere infectie. Deze valkuilen kunnen de juiste behandeling van Lymeziekte enorm bemoeilijken.

Met financiering van de stichting horstingstuit-foundation (€ 400.000 voor een periode van 4 jaar) zijn wij onderzoek gestart naar een nieuwe diagnostische test voor Lymeziekte, zonder de boven beschreven valkuilen. Hiertoe hebben we een eiwit-microarray gebruikt met ongeveer 1300 eiwitten van Borrelia afzelii (de meest overheersende Borrelia-bacterie soort die Lymeziekte in Europa veroorzaakt). We hebben gekeken welke van deze eiwitten herkend worden door antistoffen in het bloed van patiënten met vroege en late Lymeziekte, als ook gezonde individuen. Tegelijkertijd, hebben we ook bepaald welke eiwitten herkend worden door antistoffen in bloed van muizenserum die experimenteel geïnfecteerd waren met de Lymebacterie. Dit waren muizen met een vroege, late of volledig antibiotisch behandelde infectie. Deze opzet heeft ons in staat gesteld om verschillende nieuwe Lymebacterie eiwitten te identificeren die gebruikt kunnen worden om antistoftests te ontwikkelen met een zeer hoge gevoeligheid om vroege ziekte aan te tonen en die daarnaast de mogelijkheid hebben om onderscheid te maken tussen een actieve en vroegere (of behandelde) infectie. Met extra financiering (€ 150.000 voor een periode van 2 jaar) van de stichting horstingstuit-foundation gaan we onze huidige hoopgevende bevindingen verder onderzoeken. Dit onderzoek zal naar verwachting kunnen starten in mei 2022. We hebben hiervoor honderden goed omschreven en unieke menselijke bloedmonsters beschikbaar en zullen tevens een nieuwe eiwit-microarray-chip (met de ~200 meest hoopgevende Lymebacterie eiwitten uit ons eerdere onderzoek) gebruiken. Het is de verwachting dat we op basis van dit onderzoek een kleine selectie (5-10 Lymebacterie eiwitten) kunnen maken van de meest onderscheidende Lymebacterie eiwitten.

Ons onderzoek zal de weg naar klinische ontwikkeling en commercialisering van een nieuwe en verbeterde diagnostische test voor Lymeziekte vrij maken. Dit project is daarmee belangrijk voor een snelle en correcte diagnose van vroege Lymeziekte, en daarmee de prognose. Bovendien kan met een dergelijke test mogelijk wel onderscheid gemaakt worden tussen een actieve infectie en een eerdere infectie. Dit helpt om te bepalen welke patiënten baat hebben bij (her)behandeling met antibiotica en welke niet. De timing van dit project is uitstekend, nu een van de meest gebruikte commerciële diagnostische tests niet langer beschikbaar is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in een van Europa’s toonaangevende Lyme-borreliose onderzoekslaboratoria onder leiding van Prof. Dr. Joppe W. Hovius (internist-infectioloog, hoofdonderzoeker, en hoofd van het Amsterdam UMC Multidisciplinair Lymeziektecentrum) bij de Universitair Medische Centra van Amsterdam.
read english text


2023 | 2024 | 2025 | 2026

Osteogenesis Imperfecta (OI)

€ 100.000 per jaar

Osteogenesis Imperfecta: op weg naar effectieve behandeling

Dankzij de onmisbare steun van de stichting ‘horstingstuit foundation’ zal het OI team van Amsterdam UMC zich blijven inspannen om een effectieve behandeling te ontwikkelen voor de brozebottenziekte Osteogenesis Imperfecta. Er bestaan milde en ernstige vormen van deze ziekte, waarvoor verschillende passende therapieën worden ontwikkeld. Het onderzoeksteam is er reeds in geslaagd een celtype te maken waarin het genetische defect dat de ziekte veroorzaakt kan worden verwijderd. De komende jaren wordt het vermogen van de genetisch aangepaste cellen en farmacologische stofjes om botweefsel te regenereren intensief getest in verschillende modellen. Dit brengt de voorgestelde therapie een stap dichter bij de patiënt. Tegelijkertijd blijft het team werken aan de validatie van de farmacologische therapie die gericht is op collageendefecten in botweefsel. Het team voorziet dat deze therapeutische strategieën zullen voldoen aan de dringende behoefte aan een effectieve behandeling voor Osteogenesis Imperfecta-patiënten.
read english text


2024

Craniosynostose

€ 22.500

Craniosynostose is een zeldzame aandoening (1:2000) bij hele jonge kinderen waarbij de schedelnaden na de geboorte te snel sluiten. De verschijningsvormen variëren van lichte uiterlijke veranderingen in het aangezicht/schedel tot zeer ernstige waarbij de hersenen niet kunnen groeien en meerdere operaties nodig zijn om de schedel open te houden. Er is op dit moment geen andere behandelingsmogelijkheid dan de chirurgische benadering en dit heeft logischerwijze een grote impact op het kind maar ook op zijn of haar omgeving.

De oorzaak van craniosynostose heeft vaak te maken met een verkeerde waarneming van mechanische druk vanuit de hersenen waardoor aanwezige cellen in de schedelnaden te snel ontwikkelen, maar er zijn momenteel geen relevante modellen voor handen om dit te onderzoeken.

Dr Bram van der Eerden en Dr Han van Neck van het Erasmus MC samen met Dr Pouyan Boukany van de TU Delft gaan een miniatuur celkweeksysteem (organ-on-chip) ontwikkelen waarin mechanische druk op cellen kan worden uitgeoefend om zodoende de druk op de schedelnaden na te kunnen bootsen en de gevolgen op cel ontwikkeling te kunnen bestuderen.

Dit model zal cruciale inzichten gaan verschaffen hoe cellen reageren op mechanische druk wat mogelijk de kans vergroot op een toekomstige niet-chirurgische behandeling bij kinderen met craniosynostose.


2024

Ontwikkelen van een digitale interface voor het zichtbaar maken van elektrische signaal eigenschappen van hartspierweefsel tijdens openhartoperaties

€ 250.000 totaal

Hartritmestoornissen, waaronder de meest voorkomende hartritmestoornis boezemfibrilleren vormen de cardiovasculaire epidemie van de 21e eeuw. Helaas kunnen hartritmestoornissen nog niet genezen worden. Dit komt doordat we nog te weinig kennis hebben van het onderliggend mechanisme van hartritmestoornissen. Het meten van elektrische signalen direct aan de oppervlakte van het hart biedt de mogelijkheid om het mechanisme van hartritmestoornissen te onderzoeken. Ook kan het direct zichtbaar maken van elektrische signalen tijdens een openhartoperatie de chirurg informatie geven over de wijze waarop hij de behandeling van een hartritmestoornis kan uitvoeren. De huidige meetopstelling bestaat uit sensoren die elektrische signalen meten van >2000 plaatsen op het hart. Het bijbehorende meetsystem verwerkt per patiënt soms meer dan 300.000 signalen, welke binnen enkele minuten gemeten worden. In de huidige meetopstelling worden signalen eerst opgeslagen en daarna verwerkt. Dus, de signalen kunnen niet ‘live’ beoordeeld worden. Dit beperkt de toepassingen van dit meetsysteem in de dagelijkse klinische praktijk.

Doel van dit project:
Het ontwikkelen van een gebruikersvriendelijke digitale interface, zodat elke zorg professional het meet systeem kan gebruiken. Kennis van programmeren is dan niet meer een vereiste. Tevens kan de elektrische geleiding real-time zichtbaar worden gemaakt. Dit project zorgt ervoor dat we 1) belangrijke inzichten kunnen krijgen in stoornissen in de elektrische geleiding, 2) het meetsysteem kunnen gebruiken om tijdens een openhartoperatie een behandeling op maat te maken. Dit geldt voor zowel volwassenen als kinderen die een openhartoperatie ondergaan. Het meetsysteem wordt nu ontwikkeld voor het hart, maar kan ook toegepast worden op andere organen zoals het brein en de darmen.

“We zijn bevoorrecht te kunnen doneren” Hans Horsting en Mary Horsting-Stuit